Waarom heffen gemeenten onroerende-zaakbelastingen (OZB)?
Gemeenten heffen al sinds lange tijd belastingen op onroerende zaken Dit wordt gedaan om een deel van de taken van gemeenten te bekostigen. De onroerende zaakbelasting (OZB) kan worden geheven op basis van artikel 220 van de Gemeentewet. De onroerende-zaakbelastingen vormen de grootste ‘eigen’ inkomstenbron van gemeenten en bedragen gemiddeld ca. 8 % van de totale gemeentelijke inkomsten. De OZB brengt jaarlijks meer dan 3 miljard euro op. Iedere gemeente in Nederland heft OZB.
Waar wordt de OZB voor gebruikt?
De inkomsten uit de OZB vallen in de algemene middelen van de gemeente. Dat betekent dat de inkomsten geen vooraf bepaald bestemmingsdoel hebben maar dat de gemeenteraad bepaalt waarvoor de opbrengsten uit de OZB worden ingezet. De opbrengst van de OZB draagt bij aan het voorzieningenniveau van de gemeente.
Wie betaalt de OZB?
Drie groepen krijgen een aanslag OZB:
– eigenaren van woningen
– gebruikers van niet-woningen
– eigenaren van niet-woningen.
Voor iedere groep geldt een eigen tarief. Dat tarief stelt de gemeenteraad vast in een verordening OZB. Gebruikers van woningen, bijvoorbeeld huurders, krijgen geen aanslag OZB.
Wat zijn de voorwaarden voor het heffen van OZB?
De aanslag OZB wordt berekend naar het door de gemeenteraad vastgestelde promillage van de WOZ-waarde. De gemeente bepaalt jaarlijks een nieuwe WOZ-waarde van de woning of niet-woning. De waarde van een woning wordt met modelmatige berekeningen bepaald. De waardebepaling voor de Wet WOZ is een wettelijke taak van de gemeente.
Op landelijk niveau is een plafond vastgesteld voor de hoogte van de opbrengsten van de OZB. Het gaat hier om de zogeheten macronorm. Daarbij kijkt het Rijk naar de stijging van de totale landelijke OZB-opbrengsten. Voor individuele gemeenten geldt geen opbrengstlimiet, maar gemeenten houden bij het bepalen van opbrengst wel rekening met de macronorm.